meer oosterschelde
Oosterschelde ouder dan zeeland
Nog voordat de mens vaste voet op de Zeeuwse aarde zette,was de Oosterschelde er al, zij het onder een andere naam.
Enkele duizenden jaren geleden lag in de provincie de benendenloop van de rivier de schelde. Dat was niet meer dan een smalle strook van een paar honderd meter breed. Die liep langs (de huidige plaatsen) Antwerpen naar het noorden en bij bergen op zoom naar het westen omboog en ten noorden van domburg in de Noordzee uitmonde.
Tweeduizend jaar terug was het mondingsgebied van de schelde een schaars bevolkt en moerassig veenlandschap.
Langs de oevers van de rivier waren oeverwallen van klei afgezet. Daarop was wel bewoning mogelijk. In de tweede en derde euw na Christus was er al drukke scheepvaart de schelde , die toen Scaldis heette. Aan de monding lagen twee tempels van de godin Nehalennia: 1 bij Domburg, de ander bij Colijnsplaat.Van daaruit was er scheepvaartverkeer op Engeland. De Westerschelde bestond nog niet.
veenlandschap
In het eind van de derde eeuw begon de zee invloed te krijgen op het veen landschap. Er ontstonden grote gaten in de duinen, het achterliggende land raakte onder de invloed van eb en vloed en het veen begon af te sterven. In het veengebied ontstonden grote getijden geulen. Ook de Schelde werd een getijdenstroom.
Hij werd veel breder en kreeg verbinding met andere geulen, waardoor Zeeland een eilandenrijk werd. Het overgebleven veen werd bedekt met een laag zeeklei.
In die periode zo tussen 300 en 700 ontstond het landschap van Zeeland dat we nu nog kennen: een schorren landschap doorsneden door zoute getijdenkreken. De Ooster(schelde) was nu een brede stroom geworden met talrijke zandplaten en schorren.
In de periode 1150-1200 werden de meeste Zeeuwse eilanden van een dijk voorzien. Daarmee werd de wilde Oosterschelde getemd. De geulen werden vervolgens wel smaller en dieper.
Stormvloeden
Door stormvloeden en dijkvallen ging er geregeld land verloren.
Een enorme ramp vond plaats op 4 november 1530, waarbij heel Noord Beveland en het land van Reimerswaal overstroomden.
Tussen Kruiningen en Bergen op Zoom lag een uitgestrekt slikkengebied, waar je met laagwater doorheen kon lopen.alleen bij hoogwater kon men nog van Antwerpen naar Tholen varen. Dat heette vaarwater over het land. In de jaren daarna ging kwamen nog veel dijkvallen voor , vooral aan de zuidkust van Tholen. Daardoor ging weer land verloren.
In 1870 werd de Zeeuwse spoorlijn voltooid en sindsdien is het contact tussen de Ooster- en Westerschelde helemaal verbroken. Na de watersnoodramp in 1953 werden de Deltadammen aangelegd waardoor de Oosterschelde het directe contact met de andere wateren verloor.
Schorren
Gelukkig werd aan de zeezijde de stormvloedkering aangelegd, zodat het getij en het zoute water nog steeds het karakter van onze grootste stroom bepalen. Toch is de Oosterschelde door het Deltaplan enorm veranderd.
Het getij is gedempt, er vind geen menging van zout en zoet water meer plaats en er is geen aanvoer van slib meer, zodat de schorren en slikken in omvang afnemen.
De Oosterschelde de moeder van zeeland, is na een bewogen leven een bejaarde dame geworden.